Kenmerken van een goed beheerde sloot

Van Jaap Zuidersma, ecologisch medewerker van agrarisch collectief It Lege Midden, ontvingen wij onderstaande kenmerken van en tips voor een goed beheerde sloot:

Een goed beheerde sloot heeft specifieke kenmerken die vooral afhankelijk zijn van de aanwezige planten, zowel oeverplanten als onderwaterplanten en drijfplanten. Deze planten brengen een evenwicht in de sloot op gang, waarbij de planten zuurstof produceren dat door de bacteriën in de sloot gebruikt wordt om het slib om te zetten in water en koolstofdioxide. Koolstofdioxide wordt dan weer door planten gebruikt om suikers aan te maken voor de groei. Doordat planten met de groei veel voedingsstoffen opnemen krijgen algen, kroos en waterpest geen kans om te woekeren en wordt de sloot helder en schoon.

Kenmerkende planten hiervoor zijn: pijlkruid, grote egelskop, witte waterlelie, drijvend fonteinkruid, gele plomp, zwanenbloem, krabbenscheer, waterdrieblad, waterviolier, kikkerbeet, dotterbloem, holpijp en pijptorkruid.

Zijn deze planten aanwezig en hebben die een goed evenwicht in de sloot gebracht? Dan komen in de sloot ook kenmerkende soorten dieren voor zoals: de bittervoorn, zwanenmossel, kleine- en grote modderkruiper, bruine- en groene kikker, kleine watersalamander, geelgerande watertor, spinnende watertor, groene glazenmaker, tien- en driedoornig stekelbaarsje.

Om een sloot goed in evenwicht te krijgen moet hij op de juiste manier beheerd worden, dit betekent het volgende:

  • De sloot wordt in een langzaam tempo aan één kant geschoond zonder de wortels te beschadigen, de andere kant wordt ongemoeid gelaten.
  • Het plantenmateriaal blijft een meter uit de oever minimaal 48 uur liggen.
  • Het schonen begint aan een doodlopend eind tot 10 meter voor het andere doodlopende eind. Dan vanaf het doodlopende eind de laatste 10 meter terug.
  • Krabbenscheer wordt voor 50% ongemoeid gelaten.
  • Slootschonen alleen van half augustus tot 1 november.
  • Een strook van 5 meter naast de sloot wordt niet bemest en een strook van 2 meter voor 15 juni niet gemaaid.
  • Bij het baggeren wordt op het volgende gelet:
    • Ook hier wordt er op gelet dat het baggermateriaal niet terecht komt op de eerste 5 meter naast de sloot.
    • Er wordt in langzaam tempo gebaggerd in het midden van de sloot.
    • Er wordt gebaggerd zonder vleugels.
    • Er wordt alternerend gebaggerd. Dit betekent: eerst 25 of 50 meter baggeren tot op 10 cm van de bodem en dan 25 of 50 meter baggeren tot op 50 cm van de bodem. Bij korte sloten om de 25 meter en bij langere sloten om de 50 meter.
    • Ook hier vanaf een doodlopend eind beginnen, 10 meter voor het andere dode einde stoppen en de laatste 10 meter vanaf het dode einde terug.
    • Boven een watertemperatuur van 15 graden niet baggeren.
    • Het baggeren vindt om de 5 jaar plaats van half augustus tot 1 november.

 

Jaap Zuidersma, ecologisch medewerker