Kieviten uit en naar het oosten

Vorige week is het jaarbericht weidevogels met de cijfers over het broedseizoen van 2022 naar buiten gebracht. Hieruit blijkt dat het voor de weidevogel een gemiddeld jaar was. Voor de grutto lag het broedsucces (BTS) net onder de kritische 70%. Dit is het aantal gruttoparen dat succesvol jongen groot moet krijgen om de populatie in stand te houden. Ten opzichte van vorig jaar zijn de getelde aantallen broedparen en nesten van de grutto, scholekster en tureluur afgenomen. Positieve uitzondering daarop was de kievit, die ten opzichte van vorig jaar in bijna alle regio’s in Friesland iets is toegenomen. Mogelijk als gevolg van het succesvolle weidevogelseizoen vorig jaar. Door de natte zomer was er in 2021 volop voedsel te vinden voor de kievit in de zachte vochtige bodem. Anders was het dit jaar, door de droogte hadden veel weidevogels het moeilijk. Door de toename van droge periodes in het voorjaar wordt het belang van hoog waterpeil en greppelplasdras nog belangrijker voor de weidevogels. Hier kunnen ze in de drassige bodem nog wormen vinden. In gebieden waar door boeren beheermaatregelen worden getroffen (ANLb gebieden) zijn de resultaten beter dan in gebieden waar dit niet plaatsvindt. Dit leidt tot een kleinere afname en voor sommige soorten een stabilisatie van de aantallen, en in bepaalde gebieden is zelfs sprake van een (lichte) toename. De inspanningen van de boer voor de weidevogel zijn daarmee van groot belang willen we de weidevogels in Friesland behouden.

Vanaf oktober – februari zie je grote groepen kieviten in de Friese graslanden, waardoor je al snel denkt dat het met de kievit zo slecht nog niet gaat. Echter, dit zijn voor het merendeel gasten uit Oost- en Noord-Europa, die zich te goed doen aan de hoge dichtheden aan wormen in onze Fryske greiden. Zij overwinteren hier in het milde Friesland, net als vele spreeuwen en goudplevieren, mits een strenge winter uitblijft. Deze verschuiving van kieviten van oost naar west in het najaar was al bekend. Opvallend en nog niet bekend was dat sommige kieviten gedurende het broedseizoen de omgekeerde route maken, van west naar oost.

Een door Altenburg & Wymenga gezenderde kievit had in het begin van het voorjaar een broedpoging gedaan in een weiland nabij Kollum. Dit mislukte, waarop de kievit besloot het 1500 kilometer verderop in Oekraïne op nieuw te proberen. Dat kieviten niet zo plaatstrouw zijn aan hun broedplaats als de grutto was wel bekend, maar dat ze zulke grote afstanden afleggen niet. Zijn de Fryske ljippen daarmee wel zo Fries? Of komt het vaker voor dat kieviten een uitstapje maken? Of was dit een Oost-Europese wintergast die het in Kollum wel beviel, en besloot om niet terug te vliegen en hier te gaan nestelen? En in tweede instantie, bij het mislukken van het legsel, toch maar besloot terug te gaan en een nieuwe poging in het vertrouwde Oekraïne te wagen? Door zenderonderzoek krijgen we steeds meer inzicht in het trekgedrag van vogels. En dit levert alleen maar meer vragen en verwondering op.

Meer informatie is te vinden in het artikel van de Friese vogelwachten